Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Wee dien, die des HEEREN [51]dag [52]begeren! Waartoe toch zal ulieden de dag des HEEREN zijn? Hij zal [53]duisternis wezen en geen licht. 51. Den bestemden tijd van Gods oordeel en straf. Zie Joel 1:15. 52. Door huichelarij, alsof zij onschuldig waren, en Gods straffen niet hadden te vrezen, of door spotternij, alsof zij zeiden: Wij mochten dien dag wel eens zien, waar blijft hij? Zie Jes.5:19; Jer.17:15, met de aantekening, idem in hfdst.6 vs.3. 53. Zie Joel 2:2.